Huisarts in euthanasiezaak niet vervolgd
De 72-jarige vrouw was uitbehandeld en ervoer haar lijden als ondraaglijk door de verslechtering van de situatie. De behandeling die zij kreeg was enkel nog palliatief van aard. In april 2017 raakte zij in coma na een hersenbloeding. Zij kon niet meer spreken en leed aan een wisselend verlaagd bewustzijn.
Een half jaar voor haar ziekbed sprak de vrouw met de huisarts over de mogelijkheden van euthanasie waarbij zij aangaf dat zij in geval van ondraaglijke pijn, bij gebrek aan kwaliteit van leven en overlijden binnen afzienbare tijd niet anders zou willen dan euthanasie.
Hoewel de communicatie niet meer via woorden verliep, was de huisarts er van overtuigd dat de patiënt haar wil kon uiten via non-verbale communicatie. Het OM bevestigde dit: ‘Hoewel er na de hersenbloeding sprake was van een verlaagd bewustzijn, was die niet zodanig dat de patiënte niet meer kon communiceren. Zij was in staat haar wil te uiten en haar euthanasiewens te bevestigen door met haar hoofd te knikken en in handen te knijpen.’
Door de non-verbale communicatie en de vastgelegde gesprekken over euthanasie in het half jaar tot twee weken voor haar levensbeëindiging was een schriftelijke bevestiging niet nodig. Het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie seponeerde de zaak onvoorwaardelijk.
Bron: www.om.nl
Reactie toevoegen