Huisarts berispt na overlijden patiënt
De patiënt, een dan 74-jarige inwoner van Doetinchem, overleed 11 januari 2015. Bij de man was in september 2014 de ziekte van Parkinson vastgesteld. In november 2014 meldde de man zich bij de huisarts met benauwdheidsklachten. De huisarts gaf antibiotica en liet een maand later een longfunctieonderzoek doen door de praktijkondersteuner. Hierbij bleek dat zijn longinhoud slechts 33 procent was.
Zonder de man naar de longarts te verwijzen of met een longarts te overleggen besloot de huisarts de benauwde man een maand later voor controle te laten terugkomen en hem dan eventueel door te verwijzen. Zover kwam het niet. Direct na de jaarwisseling meldde de patiënt zich bij de huisartsenpost. Hij was benauwd en kortademig. De man werd opgenomen op de hartbewaking en stierf tien dagen later. De man bleek longfibrose te hebben, waarbij bindweefsel zich in de longen zet en benauwdheid veroorzaakt.
Verwijten
Het Tuchtcollege verwijt de Doetinchemse huisarts dat hij na het tweede bezoek te lang heeft afgewacht terwijl er sterke aanwijzingen waren dat de man een zeer lage longcapaciteit had. Daarnaast vindt het Tuchtcollege dat de huisarts contact had moeten opnemen met de longarts om de patiënt te behandelen.
Ook wordt de huisarts verweten dat hij de weduwe na de dood van haar man 'niet juist zou hebben bejegend'. Volgens het Tuchtcollege heeft het aan inlevingsvermogen van de kant van de huisarts ontbroken. Ook bij de zitting heeft hij geen spijt betoond van zijn handelen.
Berisping
Vanwege de ernst van de beoordelingsfout in combinatie met de bejegeningsklachten is een berisping opgelegd. Voor de huisarts heeft dit geen gevolgen en kan hij zijn praktijk voortzetten. Wel wordt ernstig verwijtbaar handelen verweten.
Reactie toevoegen